Bij Kinderen

Er worden in Vlaanderen jaarlijks 2,5 tot 3 duizend kinderen geboren met een gehoorstoornis (volgens Kind en Gezin). Bij veel te vroeg of te licht geboren kinderen komt het 10-15 maal vaker voor dan bij op tijd geboren kinderen met een normaal lichaamsgewicht. Van de kinderen geboren met een gehoorstoornis heeft 1 tot 1,4 een ernstige bilaterale gehoorstoornis, een gehoorstoornis aan beide kanten. Naargelang de aard van de stoornis kan dit onderverdeeld worden in conductieve doofheid, neurosensoriële doofheid, gemengde predominant conductieve doofheid, of centrale doofheid.

Als de slechthorendheid veroorzaakt wordt door problemen in de gehoorgang of in het middenoor (trommelvlies, gehoorbeentjes en ovale venster), dan spreken we van conductieve of geleidingsslechthorendheid. In deze gevallen is het geluidsverlies over alle toonhoogtes vrijwel gelijk. Bij kinderen komen nogal veelvuldig wisselende geleidingsverliezen voor ten gevolge van verkoudheden of allergieën. Geleidingsslechthorendheid is bij adequate onderkenning vaak goed te behandelen. De gevolgen voor de taalontwikkeling en voor het leren op latere leeftijd zijn meestal relatief gering.
Als de slechthorendheid optreedt vanwege problemen met de verwerking van geluidsprikkels in het slakkenhuis (of de cochlea), de gehoorzenuw of het centraal auditieve systeem (de gehoorkernen in de hersenstam en delen van de hersenschors), dan spreken we van perceptieve slechthorendheid. Niet alleen zijn de gehoorverliezen bij perceptieve slechthorendheid vaak ernstiger, maar ook blijft de waarneming, zelfs na toepassing van adequate gehoorapparatuur, verstoord verlopen, omdat het gehoorverlies over het algemeen in het bereik van de hoge tonen groter is dan dat in de lage tonen.
Bij een beperkt aantal kinderen treedt doofheid plotseling op, meestal als gevolg van hersenvliesontsteking. De dan optredende gehoorverliezen zijn over het algemeen bijzonder groot en vragen om onmiddellijke interventie om de reeds verworven gesproken taal intact te houden.

slechthorende%20kinderen.jpg

Doofheid bij kinderen leidt tot een stoornis in de gesproken taalontwikkeling. De taalvaardigheid en de geletterdheid van de betrokkene blijven echter gewoonlijk op het niveau van voor het optreden van het gehoorverlies. In die zin heeft een aangeboren ernstig gehoorverlies dan wel een gehoorverlies dat optreedt in de eerste twee levensjaren (vroegdoofheid), ernstigere gevolgen.
De gevolgen van een aangeboren of vroeg in het leven optredend gehoorverlies betreffen voor een kind vooral de taalontwikkeling. De aard van de gevolgen is afhankelijk van de mate van het gehoorverlies.

Slechthorendheid leidt vooral tot een vertraging in de verwerving van het Nederlands. Een vertraagde spraak- en taalontwikkeling heeft directe gevolgen voor het leren lezen en schrijven. Dankzij de vroegtijdige onderkenning, de goede advisering van ouders en in voorkomende gevallen de ingezette vroege behandeling, komt het tegenwoordig steeds minder voor dat slechthorende kinderen langere tijd in het speciaal onderwijs verblijven.
Bij dove kinderen is het gehoorverlies dermate groot dat zij vrijwel volledig afgesneden zijn van de in het gezin gebruikte gesproken taal. Ouders worden geadviseerd om in de eerste levensjaren met hun kinderen zowel het gesproken Nederlands te gebruiken als gebarentaal. Dit moet voorkomen dat een doof kind in het gezin in een communicatief en sociaal isolement komt en moet er bovendien toe leiden dat het kind in ieder geval één taal zo volledig mogelijk verwerft. Vroegtijdig aanbod van het gesproken Nederlands moet het mogelijk maken dat het eventueel aanwezige restgehoor ook later nog zo optimaal mogelijk gebruikt kan worden.

Stoornissen op andere terreinen moeten ook tijdig herkend en behandeld worden. Deze komen vrij frequent voor, gerelateerd aan de oorzaak van de gehoorstoornis. Nederland telt ruim 7000 mensen die vroeg in hun leven doof zijn geworden. Jaarlijks wordt bij ongeveer 100 kinderen doofheid vastgesteld. Ongeveer 5% van alle dove kinderen heeft ook dove ouders, de overige 95% heeft horende ouders, maar nogal wat kinderen van deze laatste groep hebben dan wel één of meerdere dove broertjes en zusjes. De kernproblematiek bij doofheid is dat het gehoorverlies de toegang tot gesproken taal, en daarmee ook tot communicatie in en informatieverwerking via die taal in ernstige mate belemmert.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License